Bibliotheek – Personage

Hier vind u boeken die één of meerdere Ketelaar(s) als personage opvoeren. Dit kunnen (historische) Ketelaars zijn of fictieve Ketelaars. Mocht u een aanvulling weten? Mail deze dan naar ons!

Het Bomenboek

In het hoofdstuk “Op en Om de Duibelsberg” wandelt Koos samen met Henny Ketelaar. Henny is directeur-eigenaar van Bronnen Bomen.

(meer…)

De Brandmeester

In dit verhaal van Godfried Bomans is Ketelaar één van de Brandmeesters. Het verhaal is opgenomen in de bundel Kopstukken.

(meer…)

De koekoek en de klok

Uit de handel genomen boek dat in bedekte termen over de conflicten tussen de hoogleraren Ketelaar-Van Dranen en Colpa-Hoijtink van de subfaculteit scheikunde van de Amsterdamse Universiteit“

(meer…)

Smid in familienamen

Jan Spendel behandelt in het boek ‘Smid in familienamen’ alle mogelijke afleidingen van de beroepsnaam smid. In het eerste deel van het boek komen de vele familienamen aan de orde die zijn afgeleid van smid, smidse en de daarmee verbonden beroepen en namen zoals Cannegieter, Potgieter, Blikslager, Slotenmaker en Ketelaar.

(meer…)

Mijn here van Mallegem

Het Mijnheerken van Maldegem is één van de teksten in het “Het oude Nederlandsche lied. Deel 1” van Florimond van Duyse. Het 11e van de 246 liederen is getiteld “Mijn here van Mallegem”. In variant C van de lied worden 36 ( XXXVI ) “Keteleir” opgevoerd die me proberen te beroven. De voetnoot meldt: Keteleir, ketellapper, rondzwervende, slechte kerel.[p. 78]

(meer…)

Waartoe zou dan al die moeijte zijn – Het bedrijf van een Groninger kofschipkapitein 1820 – 1852

H.J. Ketelaar (voornamen Hendrik Jans) was schipper op verschillende kofschepen en heeft door geheel Europa gevaard. De informatie in het museum is voor het belangrijkste gedeelte afkomstig uit de publicatie “Waartoe zou dan al die moeijte zijn – Het bedrijf van een Groninger kofschipkapitein 1820 – 1852” (zie ook de bibliotheek van het museum). De afbeeldingen hieronder zijn ook uit deze publicatie overgenomen.

(meer…)

Op bezoek bij de Groot-Mogol

In de 17de en 18de eeuw importeerde de VOC uit Azie niet alleen specerijen uit Indonesië, maar ook vele miljoenen katoenen en zijden stoffen uit India. In het Mogol-rijk, dat het grootste deel van het huidige India, Pakistan en Bangladesh omvatte, waren meer dan drieduizend compagniesdienaren werkzaam. Om handel te mogen drijven waren firmans of ‘gunstbrieven’ van de Groot-Mogol nodig, waarin de handelsprivileges van de VOC werden vastgelegd. Wanneer een nieuwe Groot-Mogol aantrad, moest de gunstbrief worden vernieuwd.

(meer…)

Laat een reactie achter